In Cuba heb je twee mogelijkheden voor onderdak: staatshotels of casa particulares. Wij kiezen voor de laatste, want ze zijn goedkoper, hebben mooiere vaak luxe kamers, goede voorzieningen en het eten is er vele malen beter. Maar bovenal is het natuurlijk veel léuker om bij een familie in huis te logeren en zo een glimp op te vangen van het dagelijkse Cubaanse leven.


Niet zo maar iedereen mag kamers in zijn huis verhuren aan toeristen. De staat stimuleert Cubanen op deze manier wel met een kleine vorm van eigen bedrijf, maar het hele systeem is onderworpen aan een wirwar van (vaak veranderende) regelgeving. Zo mag een familie maar max. 2 kamers te huur aanbieden die aangetoond niet door eigen familie in gebruik zijn. Ze moeten belasting afdragen aan de staat voor iedere gast. En bovendien voor iedere extra voorziening die ze hebben voor de gast, zoals ontbijt of diner, maar ook een zitplaats, het terras, een privé badkamer. Onze eerste casa particular is Habana Vieja is geweldig mooi. Het is een luxe kamer in een 19e eeuws gerestaureerd pand met veel originele details, antieke inrichting en een overvloed aan barokke spiegels en beelden. We hebben airco, drie ventilatoren en een eigen badkamer met warm water. Wat een paleis! Kunnen we niet een bod uitbrengen en de boel dan verschepen naar Den Haag Statenkwartier?!

De eigenaren zijn bijzonder aardig en proberen ons overal mee te helpen. ´s Ochtends krijgen we een vorstelijk ontbijt met vers fruit, vers sap, broodjes, eieren, koffie en zelfs een bord groente. We kunnen er de rest van de dag op teren… Onze casa ligt op een toplocatie: een paar straten buiten het gerenoveerde centrum van Habana Vieja. En dat brengt meteen het bizarre met zich mee: het huis is prachtig lichtgroen geschilderd en gerenoveerd, maar staat in een verder vervallen, oud en in elkaar gestort straatbeeld. Of ze verdienen hier héél goed, of bouwkosten/opknapwerk kunnen ze aftrekken van de belasting of iets dergelijks. Misschien bestaat er zelfs wel subsidie op de aanschaf van airco´s, moderne douchekoppen of antieke glazen beeldjes… De eigenaren laten er niet veel over los.

Onze gastheren zijn niet alleen heel aardig, ze weten ook prima een business te runnen. Bij al onze vragen staan ze meteen klaar, maar alles heeft een prijs: we zoeken onderdak voor onze volgende bestemming, dus zegt Fabio: “ik ken via de buurvrouw wel een bevriende neef van een oom met een casa in Viñales”, en voor we het weten staat er een reservering. Prima service natuurlijk, maar een beetje alert moet je wel blijven anders blijkt de kamerhuur ineens 5 CUC (=5 USD) per nacht hoger te zijn; de gemiddelde commissie voor de verdiensten (lees: 1 telefoontje) van de zogenaamde “tout”. Dit is nog de minst agressieve manier van de “behulpzame” Cubaan. In Habana worden we er de hele dag door mee geconfronteerd: mensen die je naar een restaurant willen brengen, die een taxi voor je willen regelen, die buskaartjes voor je willen kopen, die je een sigaar aanbieden bij je drankje. En alles presenteert zich later op jouw rekening. Gelukkig waren we al wat gewaarschuwd voor deze geintjes, dus we komen er de eerste dagen prima onderuit. We laten wel onze volgende casa particular in Viñales regelen (en die is niet eens duurder). We krijgen netjes naam en adresgegevens mee, maar bij aankomst staat een ander dame met een briefje “Edwin y Sara” ons op te wachten bij de bus. Haar moeders huis was al vol, dus we mogen mee naar haar huis. Prachtig toch hoe dat systeem hier werkt. Haha! Maar zoals later zal blijken, we treffen het helemaal niet slecht!